Deel 2 essay: De waarde van de digitale sociale connectie.

Connectiviteit:
Het vermogen tot het aangaan van interactieve sociaal getinte verbindingen met gelijkgestemden binnen een digitaal netwerk. 

In het tweede deel van dit essay ga ik in op het begrip “interactie”. Dit is uitgewerkt aan de hand van feedback en impact.

Feedback
In hoeverre roept gedrag op een digitaal netwerk reacties van gelijkgestemden op?

Om reacties op te roepen moet je altijd gelijkgestemden over zien te halen om iets te doen met jouw content. De meest eenvoudige interactie is het geven van feedback op de content (de derde trap van The Engagement Pyramid). Waar de gedragsintentie vandaan komt om feedback of commentaar te leveren hebben we hier boven kunnen lezen. Het proces van het overhalen van je connecties tot het geven van feedback op jouw content is weer een ander verhaal.

Net zoals dat we social media gedrag op een digitaal netwerk “dynamisch” moeten beschouwen is dat ook van toepassing op de content. Als we de dynamiek van content op een digitaal netwerk vergelijken met de statische content in bijvoorbeeld een papieren krant dan is dit zeer bepalend voor de manier hoe we het samenstellen en hoe de lezer of gebruiker er uiteindelijk mee omgaat.

Bij de papieren krant hebben we het dan natuurlijk over de lezer. Deze lezer neemt het bericht in zich op en zal er vervolgens een mening over vormen. Misschien komt die mening later een keer naar buiten, maar over het algemeen voelen we ons niet zo snel verplicht tot het geven van een reactie als we content via een papieren medium tot ons nemen.

Voor de gebruiker van een digitaal netwerk ligt dat anders. Enerzijds is die persoon de gebruiker van het netwerk, maar anderzijds ook vaak de gebruiker van de content. Dat gebruik maakt de content dus dynamisch. Door het geven van feedback vormt er zich nieuwe content waarop anderen weer reageren enzovoort. De mening die we uiteindelijk vormen komt niet alleen van de originele content zoals deze is gepubliceerd door één gebruiker, maar van een rijke verzameling aan meningen en opinies. David Carr, media en cultuur columnist van the New York Times doet in de documentaire Inside the New York Times daarover een mooie uitspraak.

‘De kracht van Twitter is het luisteren naar een collectieve stem’ (David Carr, 2011)

En dan komen we meteen bij een cruciaal punt, namelijk dat het primaire nut van social media niet in het zenden van een boodschap zit, maar in de reacties op die boodschap.

Natuurlijk kunnen we ervoor kiezen om alleen maar te zenden op een digitaal netwerk. Er is geen restrictie binnen bijvoorbeeld Facebook die een boodschap weghaalt als daar geen reactie op is gekomen. De verleiding om te reageren is altijd aanwezig. Afhankelijk van de gebruikersomgeving van het netwerk doen we dat dan ook in meer of mindere mate. Facebook heeft het ons in ieder geval heel makkelijk gemaakt doordat we heel eenvoudig een duimpje omhoog kunnen steken. Dit is wel het meest schrijnende voorbeeld van softwarearmoede versus emotionele talige expressie. Want ook als er een heel droevig of naar bericht online staat gaat het duimpje omhoog. We nemen vaak niet de tijd om even een stukje tekst te typen waarmee we in ieder geval een betere uitdrukking kunnen geven aan de reactie die we willen geven.

Bij een papieren krant is het onmogelijk om (in ieder geval niet direct) binnen het medium een reactie te geven op een nieuwsbericht. Er is natuurlijk wel de mogelijkheid voor de ingezonden brief, maar door de traagheid van het papieren medium kunnen we deze manier van reageren niet vergelijken met de mogelijkheden die we hebben binnen een digitaal netwerk.

Jeff Jarvis adviseert nieuwsorganisaties in zijn boek What Would Google Do? om gedecentraliseerd te denken.

‘Nieuwsorganisaties kunnen er niet langer op vertrouwen dat de wereld hen wel opzoekt. Mensen vinden zelf een weg naar het nieuws via oneindig veel nieuwe wegen: blogs van vrienden, aggregators als Google News en Daylife, gezamenlijke nieuwssites als Digg, feeds op Facebook of Twitter, toepassingen op mobiele telefoons, en wie weet wat er nog allemaal in het verschiet ligt. Of zoals een student in 2008 in The New York times zei: “Als het nieuws zó belangrijk is, vindt het mij wel”. Daarom zouden nieuwsorganisaties zich niet meer moeten presenteren als een bestemming en zichzelf moeten zien als een dienstverlening, onze feeds ondersteunen, content aanbieden aan netwerken van sites, hun nieuws naar de mensen brengen. Dat is de nieuwe thuisbezorging: het internet als krantenjongen’ (Jeff Jarvis, 2009).    

Impact
In hoeverre activeert de inhoud van je boodschap gelijkgestemden om hiermee de meest actieve rol aan te gaan? (Onder de meest actieve rol verstaan we het modereren van jouw content).

De mogelijkheden binnen een digitaal netwerk sturen ons een kant op dat we continu bezig willen zijn met interactief communiceren. In de eerste instantie is er de technische mogelijkheid om dag en nacht met iedereen in contact te staan en continu bezig te zijn elkaar feedback te geven op de berichten die we achterlaten.

Wat is nu de impact van alle interactie waar we online mee bezig zijn? Aan de ene kant communiceren we met elkaar via digitale netwerken vanwege de sociale dwang. Als je het iets zou nuanceren dan is er misschien zoiets als een social media etiquette die nu eenmaal stelt dat het gebruikelijk is om een reactie te geven als jouw vriend of vriendin bijvoorbeeld een foto post van een nieuwe aankoop.

Een andere uitleg is de drang tot personal storytelling. Net als een merk profileren mensen zich op hun meest positieve manier op hun Facebook pagina. Of het allemaal waarheid is doet er niet toe. De online identiteit hoeft ook niet hetzelfde te zijn als je “werk identiteit” of je “familie identiteit”. Beeldcommunicatie speelt daarin een grote rol. De eerste indruk van iemand doe je op door de foto’s te scannen die online staan. Laat iemand zien op welke bijzondere plekken hij of zij is geweest? Of zijn het de bekende party pictures waarmee men vooral wil laten zien hoe populair men is.

Personal storytelling
Gebruikers van social media zijn continu bezig om op transmediale wijze  verhalen over zichzelf te vertellen en in verhalen van anderen te participeren.

De laagdrempeligheid van social media maakt dat het zo eenvoudig is geworden iets online te delen dat men dit vaak doet zonder er zelfs maar bij na te denken. Het delen van ervaringen over bepaalde producten of andere zaken, zoals uitgaansgelegenheden of winkels waar men is geweest, is voor veel jongeren een pijler in hun bestaan. Een “fashion statement” maak je zowel online als offline. Over die ene geweldige uitgaansgelegenheid deel je graag je ervaringen via je Facebook pagina. Je vakantiefoto’s druk je niet meer af maar zet je op je Facebookpagina. Een vervelende ervaring, daar twitter je over. Ongeacht de consequenties willen we altijd maar vertellen wat we hebben meegemaakt. Kortom, personal storytelling, en dan via media die voor de hele wereld bereikbaar zijn. Je leven is te googelen.

Op persoonlijk vlak  zijn er een aantal punten van invloed op de manier hoe we op elkaar reageren en feedback geven op berichten binnen een digitaal netwerk.

De inhoud van de content speelt een primaire activerende rol
In relatie tot belang en interesse voor de boodschap van degene die een reactie geeft

De waarde van de connectie die de content heeft geplaatst speelt een secundaire activerende rol
In relatie tot (wederzijds) belang en interesse voor de relatie met die connectie

De profilering t.o.v. de overige connecties van de degene die een reactie geeft speelt een activerende secundaire rol
In relatie tot personal branding van degene die een reactie geeft

Wat betreft de impact van interactie voor journalistieke content zijn er ook nog andere aspecten die meespelen. Waar je vroeger van de gevestigde media wist welke duiding zij aan nieuws over bepaalde issues gaven, gaat de gewone man vandaag dag af op duiding door “the crowd”. Het aantal connecties met een soortgelijke opinie of mening over een onderwerp is bepalend voor de waardering van een boodschap geworden. Nieuws is pas nieuws als er tenminste een X aantal mensen over praten. Vroeger werd nieuws grotendeels geactiveerd door “media autoriteiten” zoals bepaalde (kwaliteits)kranten of  actualiteitenprogramma’s op televisie. Journalisten vormden daarin ons primaire filter.

Simpelweg konden we deze mensen vertrouwen als het ging om de nieuwsvoorziening in ons land op basis van drie fundamentele pijlers:

  1. Ze zijn er voor opgeleid
  2. Ze zijn onafhankelijk
  3. Ze zijn objectief

Vandaag de dag vertrouwen we onze connecties (of een crowd). Daarbij gaan we uit van drie totaal andere pijlers:

  1. What they hear is what you believe
  2. Hoe meer erover praten hoe meer het “waar” is
  3. Hoe meer mensen iets “liken” des te meer “liken” we mee

Het vertrouwen in een crowd zou je gemakkelijk af kunnen doen als slecht. Echter is het ook te bekijken als media democratisering. Jaron Lanier beschrijft in zijn boek You are not a gadget waarom het waardevol kan zijn om van een crowd gebruik te maken.

‘De reden waarom het collectief waardevol kan zijn is juist dat zijn intelligentie- en domheidspieken niet hetzelfde zijn als de pieken die individuen doorgaans vertonen’ (Jaron Lanier, 2010).

Wat betreft journalistieke content pleit Lanier echter ook voor een onafhankelijke pers. Hij neemt in zijn boek de wereld van vóór het internet als uitgangspunt om middels individuele, menselijk gedreven kwaliteitscontrole collectieve intelligentie te verbeteren.

‘Een onafhankelijke pers levert bijvoorbeeld spannend nieuws over politici door middel van verslaggevers met een sterke stem en reputatie, zoals de Watergatereportages van Bod Woodward en Carl Bernstein. Zonder een onafhankelijke pers, bestaande uit heldhaftige stemmen, wordt het collectief dom en onbetrouwbaar, zoals gebleken is bij veel historische voorbeelden – het meest recent nog tijdens de regering van George W. Bush’ (Jaron Lanier, 2010).

Een historisch voorbeeld  hoe het fout kan gaan wanneer je niet onafhankelijk bent is dat van Judith Miller. Haar artikelen in the New York Times hebben volgens velen geholpen om de oorlog in Irak mogelijk te maken.

Wat we nu zien is slechts het begin van iets wat zich nog veel verder gaat ontwikkelen.

De toekomst van de krant is een platform met een mix van content geleverd vanuit journalisten, co-creatie met het publiek en samenwerking met bedrijven. Jeff Jarvis heeft die voorspelling al in 2009 in zijn boek gedaan.

‘Wees een platform, sluit je aan bij een netwerk. Je kunt het niet meer allemaal zelf doen. Je kunt helpen door je aan te sluiten bij samenwerkende netwerken. Voor een krant zou dat betekenen dat je het publiek vraagt om hulp bij het afmaken van een verhaal. Het zou kunnen betekenen dat je het publiek werft en mobiliseert om verslag te doen. Het zou kunnen betekenen dat je mensen uit het publiek helpt een bedrijf op te zetten. Het betekent in ieder geval dat je hun bijdragen en correcties kunt verwelkomen (ook een manier om de regel maak fouten, maar doe het goed toe te passen)’ (Jeff Jarvis, 2009). 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: